Column: ‘De onderwijsprosument’

Ooit was het niet anders. Of je het nu wilde of niet, leren was vooral een eenrichtingsactiviteit. Met de pijl van leerkracht naar leerling of docent naar student. En de nadruk op eenheidsworst. Niemand verbaasde zich erover, want het was volstrekt normaal en paste prima in het tijdsbeeld. De autoriteit wist hoe het zat en de luisteraar had daar geen enkel idee van. Daarmee was leren ook meteen consumeren: passief luisteren naar een uitleg om daarna creativiteitsloze oefeningen te consumeren alsof het berichtjes waren uit de tijdlijn van Facebook. Om maar een lui medium te noemen.

De toenmalige onderwijskundige context zorgde voor een bijzonder passende bedding met ideeën over leren, die we inmiddels als kul van de hand doen. Toen waren de hersenen een soort van black box, waarvan we niet eens wilden weten wat er precies in gebeurde. Nu is precies het omgekeerde gaande. Het snel uitdijende leger van (pseudo) breinwetenschappers is hard op weg om de ontwikkeling en werking van het brein als verklaring te zien voor alle menselijk gedrag dat ooit te zien was op deze aardbol. Tot aan de psyche van Donald Trump toe. Het kan verkeren.

De theorieën die hierbij een doorslaggevende rol vervullen, hebben het allemaal over netwerken. Neurale om precies te zijn. U weet wel, het verhaal van de kluisjes gevuld met informatie als metafoor voor zenuwcellen. En van verbindende landweggetjes die door ze veel te gebruiken vanzelf vierbaanssnelwegen worden, waar de discussie over de maximale snelheid niet gevoerd hoeft te worden. Een vergelijking bedoeld om het belang van goede neurale verbindingen inzichtelijk te maken. Om vervolgens te constateren dat beter verbonden kluisjes of informatiepakketjes makkelijker leiden tot een positief leereffect. Dus tot nieuwe kennis, vaardigheden, inzichten en attituden. Allemaal dankzij beter functionerende netwerken onder de hersenpan. Mooi toch?

Maar dit is niet de enige plaats waarin netwerken zich verbonden hebben met leren. Ook buiten de hoofden is leren meer en meer een netwerkactiviteit geworden. Maar dan in didactische en organisatorische zin. Waar ooit de ‘one size fits all-eenrichtingsinteractie’ tussen leerkracht en leerling de dominante aanpak was om kinderen wat te leren, is dat nu veel minder het geval. De laatste decennia hebben ook de interactie leerling – leerling en leerling – digitale informatiebron de leermogelijkheden enorm verbreed. Met als gevolg dat onderwijsgevenden, of ze het nu willen of niet, naast docent ook coach zijn geworden. En daarmee de schone taak hebben om het leren in een genetwerkte samenleving te begeleiden. Liefst op een zo persoonlijk mogelijke manier.
Zo maakt het eenrichtingsleren langzaam plaats voor het leren in netwerken. Binnen en buiten de school en op ieder moment van de dag. Waarbij de passiviteit van het consumeren van instructies en weinig zeggende oefeningen vervangen wordt door zelf actief te onderzoeken en te ontwerpen. Geheel in de trend des tijds.

Zo is het onderwijs de volgende sector waarin het consumeren plaatsmaakt voor zelf gaan produceren. Daar zullen we nu eerst wel weer wat in gaan doorslaan. Om het vervolgens te corrigeren en een evenwicht te vinden in de onderwijsprosument. Precies, iemand die functioneert in een netwerk, soms kennis op komt snuiven en verder vooral leert door te doen en te delen. Zo leuk gaat het dus worden. Ik doe mee.

Reacties (0)

Geef een reactie

Jouw email wordt niet gepubliceerd.

0
    Je winkelmand
    Je winkelmand is leeg< Verder winkelen
      Bereken verzendkosten
      Kortingscode toepassen

        Toegevoegd aan winkelmand

        Naar winkelmandje