In deze rekenactiviteit gebruiken de kinderen rekentaal (klein, kleiner, kleinst; even groot; meer, meest; minder, minst; groot, groter, grootst) bij het vergelijken van de oppervlakte van kleden. Met behulp van het eigen lichaam gaan ze kijken of ze de oppervlakte van de vloer van het huisje kunnen meten.
We werken met Pompom, het centrale karakter in Schatkist, maar je kunt hier heel eenvoudig een andere knuffel of klaspop voor in de plaats gebruiken.
Verzamel voldoende grote ‘tegels’ (vellen papier). Gebruik eventueel krantenpapier of A3-vellen bij kleine kleden. Zorg in ieder geval voor één maat tegels. Stop de ‘tegels’ samen met het grootste kleed (opgevouwen) in een doos of kist. Zet Pompom of een andere klaspop erbij.
Vertel aan de kinderen dat Pompom een brief heeft gekregen van oma. Daarin staat dat oma het heel gezellig zou vinden als Pompom in een klein huisje in haar achtertuin komt wonen. Een knus huisje dat even groot is als het kleed. Er mogen dan ook vriendjes komen logeren. Weet jij hoeveel vriendjes er in het knusse huisje passen?
Vouw het kleed uit. Wat vinden de kinderen van de grootte? Vinden jullie het klein of groot? Zullen we eens uitproberen of het groot genoeg is voor Pompom en een paar logeervriendjes? Leg Pompom op het hoekje van het kleed. Er is nog voldoende plaats! Laat de kinderen eerst voorspellen en onderzoek daarna hoeveel kinderen liggend op het kleed passen. Pak dan de vellen papier. Zouden deze vellen ook bij het kleine huisje horen? Wat kunnen we hiermee doen? Zullen we er een vloer mee maken? Hoeveel tegels hebben we nodig? De kinderen doen eerst een voorspelling. Leg daarna de vellen papier netjes naast elkaar op het kleed. Het is niet erg als er ruimte overblijft. Tel daarbij samen hardop het aantal tegels.
Hoeveel kinderen kunnen blijven slapen in een huis dat even groot is als het kleed? Hoeveel (hele) tegels hebben we nodig voor een huis dat even groot is als het kleed?
Pak de andere kleden. Laten we allemaal eens uitproberen hoe het is om in een klein, knus huis te wonen. Een huisje dat even groot is als jullie kleed! Leg de kleden verspreid door de ruimte en verdeel de kinderen in groepjes.
Hoeveel kinderen kunnen er in jullie huis slapen? Bespreek na op welk kleed de meeste kinderen passen. Bespreek na afloop: Dit huis is het grootst. Daar passen de meeste kinderen in. Vervolgens onderzoeken de groepjes hoeveel tegels op hun vloer passen. Wissel gezamenlijk uit. Passen er in alle huisjes evenveel tegels? In welk huis passen de meeste tegels? Is dat huis ook het grootst? In welk huis passen de minste tegels? Ziet de vloer van dit huis er ook kleiner uit dan de grootste vloer? Leg de kleden in volgorde van groot naar klein. Zien de kinderen dat het benodigde aantal tegels groter wordt, naarmate de vloer groter wordt?
Concludeer dat een klein huis heel fijn kan zijn om in te wonen, omdat het knus en gezellig is. Zou jij ook graag in een klein, knus huisje willen wonen? Waarom wel/niet?
| zon | groep 1 | groep 2 | ||
|---|---|---|---|---|
| maan | groep 1 | groep 2 | ||
| ster | groep 1 | groep 2 | ||
| woorden | even groot groot, groter, grootst hoeveel het kleed klein, kleiner, kleinst passen (erop) |
het adres logeren de vloer |
de tegel | knus voorspellen |
Download de volledige activiteit voor extra tips en verdieping
Met Schatkist gaan kleuters spelenderwijs de wereld om zich heen begrijpen door onderzoekend en ontwerpend te leren. Met doelgerichte thema’s, spelactiviteiten en tips voor het ontwikkelen van 21e eeuwse vaardigheden. Als leerkracht heb je alle ruimte voor eigen keuzes en ondersteuning bij eigen thema’s en activiteiten.
