Slangenkuil of apenrots?

“Inzicht in de verschillen tussen jongens en meisjes kunnen bijdragen aan nog betere differentiatie en gepersonaliseerd leren”, stelt Martijn Smoors van onderwijsadviesbureau Onderwijs Maak Je Samen in Helmond. Hij adviseert en begeleidt leraren en directies in het PO en VO. “Dit klinkt misschien eenvoudig, maar differentiëren is voor leraren echt de meest ingewikkelde opdracht.”

“Leerkrachten moeten inspelen op veel verschillende behoeften. Zoals die van kinderen met ADHD, kinderen die voorlopen of meer moeite hebben met de lesstof en dus ook de verschillen tussen jongens en meisjes.” En daarover heeft hij wel het een en ander te melden. Met daarbij de nuancering dat je ze niet allemaal over één kam kunt scheren. “Het is zo dat jongens in het algemeen een beter ruimtelijk inzicht hebben, maar er zijn ook meisjes met een zeer goed ruimtelijk inzicht. Je moet dus voorzichtig zijn met uitspraken te doen over een hele groep.”

Meer juffen heeft geen effect

Martijn stelt ook dat nooit aangetoond is dat jongens lijden onder het feit dat er meer juffen dan meesters zijn. “Er zijn veel vrouwelijke leraren die prima kunnen omgaan met jongens en veel mannen doen dit echt niet beter dan hun vrouwelijke collega’s.” Hij vindt ook niet dat het onderwijs teveel op meisjes gericht is. “Het is wel zo dat de manier waarop het onderwijs is vormgegeven, maakt dat meisjes er makkelijker mee omgaan dan jongens.”

Hoe jongens en meisjes van elkaar verschillen

De grootste verschillen zitten ‘m in de behoefte aan beweging, de proberende leerstijl, taalgebruik en woordenschat in de onderbouw en de behoefte aan functionaliteit in de bovenbouw. Het verschil in behoefte aan beweging is vooral zichtbaar in groep 1 tot en met 3 en vaak ook in groep 4. “In groep 3 moeten kinderen ineens lang stil zitten terwijl de schooldagen voor kleuters veel dynamischer verlopen. Veel leerkrachten vinden het niet prettig als kinderen tussen de lessen even opstaan, terwijl vooral jongens hier wel bij gebaat zijn. Zij hebben een grote bewegingsdrang.” Hij spreekt regelmatig leerkrachten die vinden dat leswisselingen zo rommelig verlopen. “Ze vinden het zo lang duren totdat vooral de jongens weer op hun plek zitten. Ik adviseer altijd om hen de ruimte te geven om even te bewegen.” Jongens hebben ook meer behoefte aan fysiek contact. Dus de klassenregel: ‘niet aan elkaar zitten’ is voor jongens niet te doen. “Aanraken is een manier om te communiceren.” Ook bewegend leren is volgens de onderwijsadviseur een effectief middel. “Maar jongens een kwartier naar buiten sturen om uit te laten razen, is dat niet. Hier worden ze vaak drukker van.”

Uiting van onderliggende stress

Waarin veel jongens ook van de meeste meisjes verschillen, is de manier waarop ze omgaan met stress. “Neem het kind dat tijdens de instructie, in het eerste kwartier van de schooldag, al opstaat om naar de wc te gaan. Als het een jongen is, is de kans groot dat hij dit doet omdat hij stress ervaart. Het vechten of vluchten bij stress zit diep ingebakken. Bij stress vertonen veel jongens clownesk gedrag of ze gaan naar het toilet. Het is aan te raden om de dialoog aan te gaan met dit kind. Dat werkt beter dan boos worden.”

Gokken versus spelen op safe

Nog een belangrijk verschil om in het achterhoofd te houden is dat jongens durven te gokken en meisjes op safe spelen. Martijn geeft een herkenbaar voorbeeld: “Jongens onderzoeken graag, meisjes willen graag ergens aan voldoen. Dus als je alle groepjes in je klas de opdracht geeft om op te ruimen en stil aan tafel te gaan zitten dan is het eerste groepje dat hierin slaagt vaak een groepje meisje. Meisjes zijn meer gericht op het goede antwoord, terwijl jongens het belangrijker vinden om te scoren en de competitie aan te gaan. Zij zullen dus vaker gokken. Ook geven ze vaak meerdere antwoorden met het idee dat het juiste er dan wel bij zal zitten.” Deze proberende leerstijl komt bij jongens vaker voor. “Bedenk dus een manier waarop meisjes ook de kans krijgen een antwoord te geven, bijvoorbeeld door gebruik te maken van beurtenstokjes.”

Taalvoorsprong verdwijnt in de bovenbouw

Een ander verschil dat vooral in de onderbouw speelt, is taalvaardigheid. “Meisjes lopen tot en met groep 4 voor op jongens in woordenschat en taalgebruik. Dit komt doordat ze zich op dat moment sneller ontwikkelen. Na groep 4 verdwijnen de verschillen. Als je dit als leerkracht niet weet dan zou het zomaar kunnen dat je een jongen niet naar groep 3 laat gaan of groep 3 over laat doen, omdat je vindt dat hij achterloopt. Dat is wellicht ook zo, maar dat is dus normaal. Volgens hoogleraar Jelle Jolles kan dit verschil wel anderhalf jaar zijn”, legt Martijn uit.

Meidenvenijn

Vooral in de hogere groepen komt bij jongens de behoefte aan functionaliteit boven drijven. “Ze willen weten wat ze ergens van leren, dus waarom ze iets moeten doen. Meisjes zijn sneller geneigd te doen wat de leerkracht vraagt. Ze zijn gezeglijker, terwijl het goed is om te weten waarom je iets doet. Daar kun je bij meisjes dus extra aandacht aan besteden.” En wat te doen met een groep 7 of 8 die uit voornamelijk meiden bestaat? “Besteed dan extra aandacht aan de sociale structuren in de klas. Praat bijvoorbeeld elke week even met die meiden over samenwerken en over dat ze geen vriendinnen hoeven te zijn om dat met iedereen te kunnen. Zorg er ook voor dat niemand buitengesloten wordt.” Een verschil dat lesgeven ook complex kan maken, is de manier waarop jongens en meisjes ruzie maken en pesten. “In groep 7 en 8 zie je vaak meidenvenijn. Meisjes sluiten buiten. Bij jongens is ruzie veel zichtbaarder. De slangenkuil versus de apenrots dus.”

Dat scheelt een hoop irritatie

Gedrag dat echt bij jongens hoort, is uitproberen. “Als ze dat doen gaat er weleens iets kapot. Als je beseft dat dit normaal gedrag is, dan scheelt dat een hoop irritatie. Bovendien ontstaan zo de grootste uitvindingen.” Of neem slidings maken en in bergen met bladeren duiken. “Dit zijn dingen die juffen meestal niet op prijs stellen. Meesters gaan hier vaak iets makkelijker mee om, omdat ze zelf ook een jongetje zijn geweest.” Maar hij ontmoet ook zat relaxte juffen en evenveel meesters die jongensgedrag lastig vinden. “Zo was ik laatst op een school waar de juf van groep 4 in de pauze meevoetbalt met de jongens. Voor haar was dit hét moment om echt contact met hen te hebben.” Hoe je het ook aanpakt; weten wat de verschillen zijn, leidt tot begrip en meer mogelijkheden tot nog beter differentiëren. “Want in het PO wordt al heel goed gedifferentieerd”, zegt Martijn tot besluit.

Tips

  • Geef je klas de ruimte om tussen de verschillende lessen even twee of drie minuten te bewegen, vooral jongens hebben hier behoefte aan. 
  • Laat jongens één regel zeer netjes schrijven en geef ze bij de rest de ruimte om wat minder netjes te zijn. Laat hen kiezen welke regel en bespreek wat ze gedaan hebben om dit voor elkaar te krijgen.
  • Laat jongens bij binnenkomst in de klas zien dat je ze gezien hebt door ze bijvoorbeeld een knipoog te geven. Meisjes komen graag een praatje maken, de meeste jongens niet, maar het is wel belangrijk dat ze zich gezien voelen.
  • Bij een conflict op de speelplaats, hoef je daar bij jongens een week later echt niet meer op terug te komen. Bij meisjes moet je dit wel doen, zo zorg je ervoor dat het niet door blijft sudderen.

“Waar de verschillen tussen jongens en meisjes vandaan komen? De wetenschap leert ons op dit moment dat nature en nurture zo met elkaar in verbinding staan, dat niet valt te zien wat aangeleerd is en wat ingebakken. In de baarmoeder is er al invloed van de omgeving.”

Reacties (0)

Geef een reactie

Jouw email wordt niet gepubliceerd.

0
    Je winkelmand
    Je winkelmand is leeg< Verder winkelen
      Bereken verzendkosten
      Kortingscode toepassen

        Toegevoegd aan winkelmand

        Naar winkelmandje