Heb jij NT2-leerlingen in je taalles? Taaljacht biedt uitkomst!
Voor kinderen met een andere thuistaal dan het Nederlands kan de taalles een hele uitdaging zijn. Daarom vind je bij de handleiding van de nieuwe taalmethode Taaljacht een NT2-katern. Dit katern is gemaakt in samenwerking met Josée Coenen, bekend van onder andere Zien is Snappen. Zij heeft bekeken bij welke les preteaching voor NT2-leerlingen een meerwaarde biedt. Tijdens de preteaching maken deze leerlingen vast kennis met het taalverschijnsel dat later in de les voorbij komt, zodat ze daarna gewoon mee kunnen doen met de rest van de groep.
Preteaching bij een taalles: hoe werkt het?
We geven graag een voorbeeld van hoe het preteachen werkt in Taaljacht. In groep 5 staat in een les van Taaljacht rijmen centraal. Het lesdoel is: Ik kan verschillende manieren van eindrijm toepassen. In het werkboek zien de leerlingen onder andere het gedicht hiernaast.
Ontkenningen met niet of geen
Zoals je ziet staan in dit gedicht veel ontkenningen met niet en geen. Wanneer je precies niet of geen gebruikt, kan voor tweedetaalleerders moeilijk zijn. Daarom heeft Josée Coenen hier een preteaching voor uitgewerkt. We verwachten dat je dit in ongeveer 15 minuten met je leerlingen kunt doen, afhankelijk van de grootte van de groep. Je krijgt als leerkracht eerst wat achtergrondinformatie:
- In het Nederlands kun je zinnen ontkennen met niet: Ik kan niet dansen.
- Wil je een stukje van de zin ontkennen, dan gebruik je meestal het woord niet: Ik ben niet ziek, wel misselijk.
- Bij het zelfstandig naamwoord is de ontkenning altijd geen: ik heb geen vakantie; ik ben geen kleuter.
Instructie preteaching ontkenningen
Na het lezen van de achtergrondinformatie ga je aan de slag met de instructie:
- Introduceer de les: ‘In deze les leren jullie het verschil tussen niet en geen.’
- Bekijk samen met de leerlingen globaal het gedicht.
- Omcirkel eerst alle woorden niet en geen, zoals in het voorbeeld hiernaast.
- Lees alleen de regels van blokje 1 met niet voor en herhaal de woorden niet en het bijbehorende werkwoord.
Niet en geen in het gedicht
- Laat de leerlingen nu het bijbehorende werkwoord onderstrepen en zeg: ‘Niet gebruik je bij werkwoorden: niet wassen, niet plassen. Zien jullie wel?’
- Lees dan alleen de eerste zin van blokje 2 voor en herhaal de woorden geen en het zelfstandig naamwoord: geen dropjes. Zeg ‘Geen gebruik je bij zelfstandige naamwoorden.’ Laat de leerlingen nu het bijbehorende zelfstandig naamwoord onderstrepen.
- ‘Kijk maar bij blokje 3. Jullie hebben geen omcirkeld. Geen hoort bij?’ Vraag het aan de leerlingen. ‘Ja, bij kleren, een zelfstandig naamwoord.‘
- Behandel vervolgens de andere woorden in het gedicht met niet en geen.
Niet en geen met eigen werkwoorden en zelfstandige naamwoorden
- Laat nu de leerlingen op hun wisbordje niet en geen schrijven.
- De leerlingen bedenken werkwoorden en zelfstandige naamwoorden en zetten die onder niet en geen.
- Kijk de opgeschreven werkwoorden en zelfstandige naamwoorden na. Staan ze in het juiste rijtje?
- Laat de leerlingen hier delen van zinnen zeggen door te wijzen op hun wisbordje. Bijvoorbeeld: een jas (geen jas), een tafel (geen tafel), tekenen, (niet tekenen), rekenen (niet rekenen). Enzovoort.
Terugkijken én toepassen!
Gedaan? Dan kijk je nog even gezamenlijk terug en laat je het onderdeel wat je hebt gepreteached ook toepassen tijdens de les: ‘Maak in je eigen rijmgedicht een zin met ‘niet’ en ‘geen’.’
Het NT2-katern van Taaljacht
Wil je meer weten over hoe het NT2-katern van Taaljacht eruit ziet? Bekijk hieronder een paar pagina’s.
Headerbeeld van Ernesto Eslava, Pixabay