Burgerschap in De Zaken van Zwijsen
De Tweede Kamer hecht veel waarde aan het leergebied burgerschap. Ze heeft de regering opdracht gegeven om bij de komende herziening van de kerndoelen prioriteit te geven aan dit leergebied (naast Nederlands, rekenen/wiskunde en Engels). Het leergebied burgerschap heeft als doel om de leerlingen te helpen zich te ontwikkelen tot democratische burgers. Belangrijk daarbij is dat zij kennis hebben van de manier waarop ons democratisch stelsel is ontstaan en werkt. En van de (internationale) samenwerkingsverbanden waarin democratie vorm krijgt. Maar bovenal moeten ze de kans krijgen om een eigen opvatting te ontwikkelen over allerlei maatschappelijke ontwikkelingen.
Burgerschap in De Zaken van Zwijsen
In de methoden van De Zaken van Zwijsen vinden deze kennis- en vaardigheidseisen een stevige basis. In Tijdzaken leren de leerlingen hoe de huidige (politieke) vorm in ons land is ontstaan. In Wereldzaken maken zij kennis met ons parlementair stelsel (groep 6), Europese samenwerkingsverbanden als de EU (groep 7) en grotere internationale samenwerkingsverbanden als de VN (groep 8).
‘Een standbeeld voor Napoleon? Een goed idee!’
De meningsvorming krijgt in elke les in Tijdzaken, Wereldzaken en Natuurzaken aandacht in de vorm van een stelling waarop de leerlingen kunnen reageren en waarover ze kunnen discussiëren. Voorbeelden van dergelijke stellingen zijn ‘Een standbeeld voor Napoleon? Een goed idee!’ of ‘Je moet altijd je mening kunnen geven, ook als je daarmee anderen kwetst’.
Ook in de lessen van Nieuwe Zaken komen regelmatig onderwerpen aan bod waarbij meningsvorming een belangrijke plaats inneemt.
Burgerschap en de rol van de leerkracht
Essentieel bij het aspect meningsvorming is jouw rol als leerkracht. Want uit durven komen voor je mening vereist een open en veilige sfeer binnen je groep en daar ben jij als leerkracht verantwoordelijk voor. Hieronder drie tips voor een goede en veilige discussie:
- Zorg ervoor dat tijdens een discussie een probleem vanuit verschillende invalshoeken bekeken wordt. Als dat niet gebeurt, omdat bijvoorbeeld iedereen het oneens is met een stelling, kun je zelf een tegengeluid poneren. Of dit door leerlingen laten doen en vervolgens ook laten verdedigen. Of je kunt de rollen wisselen waardoor voorstanders van een stelling juist tegenstanders worden die dus hun eigen argumenten moeten ontkrachten.
- Probeer zo een discussiecultuur in je klas te ontwikkelen waarbij leerlingen zich op hun gemak voelen en waarbij ze niet op basis van gevoelens maar op basis van argumenten met elkaar een probleem bespreken. Want als een discussie blijft hangen in gevoelens wordt dat al snel een frustrerend welles-nietes-spel.
- En vooral: moedig leerlingen aan om de argumenten en opvattingen van een ander te respecteren. Want dit is het wezenlijke verschil tussen een democratie en een dictatuur. In een democratie mag je je over alle maatschappelijke onderwerpen een eigen mening vormen en die ook uitspreken. In een dictatuur wordt je één wenselijke mening opgedrongen.