We werken met Pompom, het centrale karakter in Schatkist, maar je kunt hier heel eenvoudig een andere knuffel of klaspop voor in de plaats gebruiken. De woordenlijst onder ‘Differentiatieniveaus en woordenschat’ bevat woorden die betekenisvol zijn voor dit anker. Ankers in Schatkist hebben een bepaald onderwerp -in dit geval ‘Water’- en bevatten een reeks activiteiten voor kleuters.
Wetenschap & technologie zit als fundament in alle ankers van Schatkist. Wil je hier meer over weten? Lees dan dit artikel: Wetenschap & techniek voor kleuters?!
Dit heb je nodig
- bakken, bekers en lepels (1 voor elk groepje)
- boterhamzakje
- handdoek
- 2 hoepels
- absorberende materialen, bijv.: stukje hout, keukenrol, kurk, papier, spons, steekschuim, theedoek, vaatdoek, zeem (voor elk groepje een aantal)
- niet-absorberende materialen, bijv.: boomblaadje, broodtrommel,papier met wasco, plastic tas, plastic speelgoed, stukje zeep (voor elk groepje een aantal)
- vuilniszak of plastic tas
- Pompom (of een andere klaspop)
Voorbereiding voor de wetenschap en techniek activiteit voor kleuters
Stop voor elk groepje materialen in een bak. Kies bij voorkeur voor verschillende materialen per groepje. Vul een beker met water en zet Pompom hiermee in de kring. Leg een boterhamzakje binnen handbereik en leg eventueel een vuilniszak of plastic tas op de grond.
Introductie van de activiteit
Pompom: ‘Ik wil een wateronderzoekje doen!’ Laat Pompom de beker met water per ongeluk omstoten. Zeg: ‘Oei, het water ligt op de grond. Maak het maar snel weer droog.’ Laat Pompom de plas drogen met het boterhamzakje. Pompom: ‘Dat is gek. Het lukt niet!’ Wacht reacties af. Bekijk samen het zakje en stimuleer de kinderen om te verwoorden wat ze zien. Zeg: ‘Kijk, de druppels blijven op het zakje liggen of rollen eraf. Misschien kun je beter iets anders gebruiken om de plas op te dweilen.’ Nodig de kinderen uit om te bedenken waarmee dit kan en probeer een aantal ideeën uit, bijvoorbeeld met een handdoek uit de klas. Laat deze zien voor en na het dweilen. Waar is het water gebleven? Pompom: ‘Dat is handig. De handdoek slurpt het water op!’ Heb jij ook weleens iets omgestoten? Hoe heb je het toen weer droog gemaakt?
Kern: wat slurpt water op?
Sommige spullen nemen water op en andere niet. Laten we dat eens verder onderzoeken. ‘Welke spullen nemen water op en welke niet?’ Hebben de kinderen daarover al ideeën? Pak een van de bakken met materialen en bekijk wat erin zit: ‘Ik denk dat we deze spullen kunnen gebruiken voor ons onderzoek.’ Vul de beker opnieuw met water. Pak de lepel en de spons. Gebruik de coöperatieve werkvorm ‘Sta op als …’ om de kinderen te laten voorspellen of de spons het water zal absorberen. Deze werkvorm peilt de mening van de kinderen. Vraag de kinderen die denken dat het water in de spons zal trekken te gaan staan. Giet een lepel water uit de beker op de spons. Wat gebeurt er? Blijft het water op de spons liggen, trekt het er meteen in of zie je langzaam een natte vlek op de spons? Klopte de voorspelling van de kinderen? Iedereen mag weer gaan zitten.
Stel voor om de andere spullen op dezelfde manier te onderzoeken. Geef elk groepje een bak met materialen. Ze vullen een beker met water. Eerst voorspellen ze of het materiaal het water zal absorberen en daarna proberen ze het uit. De spullen waar het water intrekt, leggen ze apart. Na het onderzoek bespreek je de bevindingen gezamenlijk. Leg twee hoepels in het midden van de kring. Leg in de ene hoepel het boterhamzakje en in de andere hoepel de handdoek. Om de beurt sorteren de groepjes hun materialen in de hoepels. Welke spullen nemen het water op? Hoe zien de spullen die water opnemen eruit? Lijken ze op elkaar? En hoe zien de spullen waar geen water intrekt eruit? Lukt het om overeenkomsten bij elke hoepel te ontdekken?
Afsluiting
Pompom: ‘Dat is handig! Nu weet ik met welke spullen ik iets droog kan maken.’
