Op de meeste basisscholen wordt realistisch rekenonderwijs gegeven. Bij realistisch rekenen starten de kinderen eerst in een herkenbare en betekenisvolle situatie om daarna met behulp van modellen de stap naar de kale rekensom te maken.
Getallen
Kinderen in groep 3 leren getallen lezen en schrijven tot 100. Er is veel aandacht voor het tellen van voorwerpen. De kinderen leren verschillende betekenissen van getallen zoals het nummer op de kapstok of het aantal stippen op een dobbelsteen. Ook leren ze de structuur van de telrij. Eerst met materiaal en later door te tellen met sprongen van 10, 5, 2 en 1. Dat bouwt zich geleidelijk aan op gedurende het schooljaar.
Het onderdeel bewerkingen bestaat in groep 3 uit optellen en aftrekken. In een aantal methodes doen de kinderen ook ervaring op met halveren en verdubbelen. In de meeste methodes is het busmodel het centrale model om te leren optellen en aftrekken. (Hoeveel kinderen zitten er in de bus? Er stapt iemand uit: hoeveel kinderen zitten er dan nog in de bus?) Dit gebeurt eerst spelenderwijs en later zien de kinderen de bus terug in hun boek en leren ze ermee sommen maken.
Een vast onderdeel in groep 3 is het splitsen van getallen tot 10. Bijvoorbeeld: 6 kun je splitsen in 4 en 2 maar ook in 1 en 5. De kinderen leren van alle getallen tot en met 10 de splitsingen. In groep 3 wordt er nog niet doelgericht aan hoofdrekenen gewerkt. Er wordt wel veel aandacht besteed aan het uit het hoofd leren van + en – sommen onder de 10.
Tip voor thuis: rekenen is overal
Je kunt op verschillende momenten van de dag samen met je kind getallen en bewerkingen oefenen, bijvoorbeeld:
Voor het slapen gaan …
- tellen tot zover je kunt!
- tellen met sprongen van 2
Tijdens het lopen door een straat …
- huisnummers benoemen
- even en oneven getallen benoemen
Tijdens het tafeldekken …
- hoeveel borden (messen, vorken, lepels) heb je nodig?
- als elk gezinslid 2 sneetjes brood wil zijn er dan genoeg sneetjes? Hoeveel blijven er over of hoeveel zijn er tekort?
Tijd
Het klokkijken is een onderdeel van rekenen. In groep 3 begint dat met de hele uren. Daarna is het afhankelijk van de methode die je kind gebruikt wat het vervolg is. De volgorde van het leren klokkijken is meestal eerst de hele uren, dan de halve uren en minuten en daarna de kwartieren en seconden. Er kan een variatie in zitten door eerst de kwartieren aan te bieden en daarna de minuten. Naast het klokkijken wordt aandacht besteed aan tijdsbesef, de maanden van het jaar en de datum van vandaag.
Tip voor thuis: het is tijd om …
Betrek de klok zoveel mogelijk in het dagelijks leven. Zeg dat het zes uur is als het etenstijd is. Wijs eventueel naar de klok. Betrek je kind erbij en vraag eens of het al tijd is om naar bed of naar school te gaan. Benoem samen de tijd.
Geld
In groep 3 maken de kinderen kennis met de munten tot 1 euro en de munt van 2 euro. Er zijn ook methodes die het briefgeld introduceren. In groep 3 komt het euroteken en het kommagetal nog niet voor. De kinderen leggen een bedrag met munten of tekenen of kleuren munten om een bedrag samen te stellen. Als ze winkeltje spelen of een opdracht krijgen om twee dingen te kopen wordt het antwoord in centen gegeven. Bijvoorbeeld een pen kost 10 cent en een potlood 5 cent. Samen kosten ze dan 15 cent.
Tip voor thuis: money money money
Bekijk samen de inhoud van je portemonnee. Wat zit er allemaal in? Benoem samen alle munten en het briefgeld. Bekijk ze van heel dichtbij, wat staat er nog meer op behalve een getal? Ga samen boodschappen doen. Laat je kind een (klein) product zelf uitzoeken en ook zelf betalen Geef je kind bijvoorbeeld voor één euro munten van 5 en 10 cent.
Meten