Leren lezen in fasen
In groep 3 is het zo ver: het formele leesonderwijs gaat van start en kinderen beginnen met het leren lezen. Dit gebeurt niet van de ene op de andere dag: leren lezen bestaat uit verschillende fasen die kinderen achtereenvolgens doorlopen. In het begin van groep 3 leren kinderen hun eerste woorden lezen door geschreven woorden in klanken te hakken en deze vervolgens aan elkaar te plakken. In het begin is dit echt puzzelen voor kinderen en kost het lezen veel tijd en energie.
Een belangrijke vervolgstap is daarom dat ze hun leesproces gaan versnellen en automatiseren. En wel op zo’n manier dat ze woorden niet meer hakkend en plakkend hoeven te lezen, maar automatisch herkennen wanneer ze deze tegenkomen. Als kinderen woorden automatisch herkennen, gaat er minder tijd en energie uit naar het lezen van de woorden en kan de vrijgekomen aandacht besteed worden aan het begrijpen van wat ze lezen – het uiteindelijke doel van de leesontwikkeling.
Computer assisted instruction (CAI) ter ondersteuning bij het leren lezen
Helaas is het niet voor alle kinderen gemakkelijk om de stap naar automatische woordherkenning te maken. Al vanaf de eerste maanden van groep 3 bestaan er grote verschillen in de ontwikkeling hiervan (Schaars, Segers, & Verhoeven, 2017), die met de jaren meestal alleen maar groter worden. Vaak wordt dan ook aangeraden om niet te wachten tot problemen met de woordherkenning zich voordoen, maar hier vroegtijdig en liefst al preventief op in te zetten in de klas.
Met de komst van het digitale tijdperk zijn de laatste decennia veel ‘computer assisted instruction’ (CAI) programma’s ontwikkeld om hierin te voorzien. CAI’s sluiten aan bij leerervaringen die kinderen in de klas opdoen en beogen deze te vergroten in een digitale leeromgeving. Ze kunnen zich aanpassen aan het individuele leesniveau van kinderen en geven directe feedback op hun prestaties. In de onderwijspraktijk zijn inmiddels verschillende vormen van CAI geïntegreerd die beginnende lezers vroegtijdig kunnen ondersteunen bij de automatische woordherkenning.
Onderzoek naar de werkzaamheid van woordleesgames
Een veelgebruikte, maar ietwat verouderde vorm van CAI is ‘drill and practice’. In deze programma’s worden kinderen in een adaptieve, maar vaak eentonige omgeving ‘gedrild’ in het automatisch herkennen van woorden. Zoals men zich voor kan stellen, kan het oefenen in dergelijke eentonige omgevingen demotiverend werken. Daarom zijn in de laatste jaren verschillende CAI-programma’s met meer motiverende leeromgevingen op de markt gekomen.
Een voorbeeld is het programma Bouw! dat sinds enkele jaren door heel wat remedial teachers wordt ingezet om kinderen te ondersteunen bij het leren lezen en herkennen van woorden. Hoewel Bouw! goede resultaten boekt bij beginnende lezers (Zijlstra, 2015), is het een nadeel dat het alleen ingezet kan worden als er een tutor beschikbaar is om instructies en aanwijzingen te geven.
Er zijn ook alternatieven. Zo zijn er verschillende woordleesgames ontwikkeld die nóg meer inspelen op de motivatie van kinderen door de game- elementen die ze bevatten. Denk daarbij aan bijvoorbeeld het winnen van een race of het doorlopen van ‘levels’, maar ook dat deze games zelfstandig gespeeld kunnen worden zonder hulp van een tutor of remedial teacher.
Hoewel er steeds meer woordleesgames verkrijgbaar zijn, is de werkzaamheid van deze games nog niet of nauwelijks bewezen. Daarom hebben we in 2018 een onderzoek opgezet waarin de werkzaamheid van een recent ontwikkelde woordleesgame getest is. Deze game, genaamd Leesturbo, kan in de klas gespeeld worden op een tablet of computer en heeft als doel beginnende lezers te ondersteunen in de overgang van hakkend en plakkend woordlezen naar de automatische woordherkenning. Leesturbo is adaptief aan het leescurriculum in groep 3 (Veilig leren lezen, kim-versie, Geudens, Irausquin, van der Linden, Lucas, & Verhoeven, 2014) en is gebaseerd op een eerder ontwikkelde woordleesgame die effectief bleek voor zwakke lezers in groep 4 (van Gorp, Segers, & Verhoeven, 2017).