Je staat er misschien niet meteen bij stil, maar heb je wel eens gedacht om (voor) te lezen met rekenprentenboeken? Karel Wijne, uitgever Rekenen bij Zwijsen, legt uit hoe je rekenprentenboeken inzet bij het voorlezen.
Karel: ‘Het mooie van deze voorleesboeken is dat er expliciete rekenbegrippen worden benoemd. En op het moment dat je daar de nadruk op legt en de koppeling legt met het beeld, krijgt het betekenis voor kinderen.’
Rekenbegrippen: vormen, tellen en meten
‘Neem bijvoorbeeld het rekenprentenboek Wat ruik ik daar? In dit prentenboek gaat het over vormen, tellen en meten; vierkant, rond, dichtbij en veraf. Doordat de rekenbegrippen heel expliciet benoemd worden tijdens het voorlezen, kunnen kinderen zich die eigen maken. Ook kun je met kinderen in gesprek gaan tijdens het voorlezen: als iets heel hoog is, hoe kun je dan toch erbij komen? Samen met de kinderen kun je dan de prenten bekijken.